Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
5 november 2002

Een Indische familie

Andere Tijden: Een Indische familie: still van Hans en Noes Fischer komen aanlopen
Bekijk Video
1 min
Amateurfilms

Er is iemand overleden, de familie ruimt op. Soms komen er dan films boven water, die iedereen al lang vergeten is. Vooral rolletjes van vóór de Tweede Wereldoorlog bieden zicht op dat deel van het leven dat toen nog nauwelijks in professionele documentaires naar voren kwam. Gewone huis-tuin-en-keuken taferelen, zoals de eerste stapjes van het kind en het vakantietochtje naar het bos. Ruzie of armoede zijn zelden te zien op deze amateurfilms. Je kan uit de norse blik van tante Anna opmaken dat ze een onaangenaam mens is, of je ziet als je goed oplet dat de schoenen van vriendinnetje Riet wel erg versleten zijn. Als je al weet wie wie is op de films. Geluid bestond bij vooroorlogse amateurfilm nog niet. Met enig geluk horen er beschrijvingen bij de filmrolletjes, maar vaak is er niets en moeten de beelden op eigen kracht een verhaal vertellen. Dat verhaal is altijd eenzijdig, omdat de camera meestal alleen tevoorschijn kwam bij vrolijke gebeurtenissen. Een werkelijk inzicht in het leven van de familie die zo hartelijk zwaait naar de camera, krijgen we er niet mee. Daar staat een cliché tegenover: beeld zegt soms meer dan woorden. Zonder film zouden we vermoedelijk niet eens weten hoe tante Anna eruit zag, dat ze dezelfde trekken had als haar achternichtje die de films nu ziet. En die versleten schoenen, die zouden in briefwisselingen vermoedelijk verzwegen worden. Net als bij professionele films, vertellen amateurfilms een eigen verhaal, dat pas echt ‘gelezen’ kan worden als je je bewust bent van de beperkingen.

Brieven over Hans en Noes

Hans en Noes Fischer

Vermalen door de geschiedenis

Het is 1994 als de 80-jarige Piet Schierbeek een stapeltje doosjes krijgt overhandigd die uit een bureaulade zijn gekomen bij het leegruimen van het huis van een ver familielid. Het blijken de films te zijn waarop zijn oudste en enige zus Noes staat, eind jaren dertig gemaakt in Nederlands-Indië. Noes is lang geleden, in 1945, op gruwelijke wijze aan haar einde gekomen. Piet heeft zich destijds actief bezig gehouden met de raadsels rond de moord op z'n zus, zonder werkelijke antwoorden te vinden.
Nu, bijna vijftig jaar later, besluit hij met de films een ode te brengen aan zijn zus en haar gezin. Hij zet de films op een videoband en voorziet die van een door hemzelf uitgesproken commentaar, begeleid door muziek. Hij schrijft daarbij een zogenaamd ‘Levensbericht van Hans Fischer en Noes Fischer-Schierbeek’. In deze familiegeschiedenis valt onder meer te lezen hoe Hans en Noes elkaar ontmoet hebben op het Christelijk Lyceum in Zutphen, hoe ze hun studies (respectievelijk werktuigbouwkunde en biologie) zijn doorgekomen en waarom ze naar Nederlands-Indië zijn gegaan. Uitvoerig vertelt Piet over zijn eigen belevenissen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Piet Scheerbeek meldt zich als vrijwilliger voor de strijd tegen Japan en hoopt daarmee ook het contact met zijn zus weer te herstellen. Hij verheugd zich daar echt op en het is een vreselijke slag voor hem als hij in december 1945, op de boot onderweg naar Indonesië, eerst hoort dat zijn zwager Hans in Japanse krijgsgevangenschap is gestorven, dan dat dochtertje Anna tijdens de oorlog aan dysenterie is bezweken en tenslotte dat Noes en zoontje Adriaan zeer recent zijn ontvoerd door ‘gewapende Javanen’. Eenmaal in Indonesië doet Piet tevergeefs zelf naspeuringen. Maanden later krijgt hij wel bericht dat er lijken zijn gevonden in het dorp waar Noes en een aantal anderen zijn ontvoerd. Hij reist naar Batavia voor de identificatie en moet constateren dat het lichaam van Noes en haar zoontje ontbreken. ‘Ik was ten einde raad’, schrijft hij in het ‘Levensbericht’. Weer moet hij afwachten. Dan komt er bericht dat het lijk van een vrouw en een kind zijn gevonden op een andere plek in hetzelfde dorp. Piet zit in Surabaja, honderden kilometers van Batavia af. Hij kan de moed niet opbrengen opnieuw een identificatie te moeten doen. De vermoedelijke overblijfselen van Noes en zoontje Adriaan worden bijgezet op het ereveld Menteng Poelau in Batavia. Op de VHS die Piet in 1994 maakt, is een foto van hun graf te zien, evenals dat van Hans en dochter Anna. Piet Schierbeek zelf is inmiddels ook overleden.

Van Indië ...

Vooroorlogs zelfbewustzijn

Als Hans en Noes Fischer zich Nederlands-Indië vestigen, halverwege 1937, lijkt het Nederlandse gezag in de kolonie nog onaangetast. Voormannen van de Indonesische nationalistische beweging, zoals Soekarno, verblijven in ballingschap op afgelegen plekken in de archipel. Er bestaat in Nederlands-Indië wel een soort volksvertegenwoordiging in de vorm van de zogeheten Volksraad. Die kan adviezen geven aan de door Nederland benoemde hoogste bestuurder, de gouverneur-generaal. Macht heeft de raad niet. In 1936 neemt deze Volksraad de petitie-Soetardjo aan. Daarin wordt gepleit voor zelfstandigheid op termijn voor Nederlands-Indië. Geen onafhankelijkheid, dat is voor de meeste leden te radicaal. Maar voor de Nederlandse regering is zelfstandigheid al ondenkbaar. Wettelijk moet ze een oordeel geven over een petitie van de Volksraad. Het komt meer dan drie jaar na de indiening en is negatief.
De afwijzing van de petitie-Soetardjo is het eerste bedrijf van het ‘treurspel der gemiste kansen’, zoals het beleid van Nederland ten aanzien van het Indonesische onafhankelijkheidsstreven wel wordt genoemd. De meeste Nederlanders willen niet zien dat het tijdperk van dekolonisatie is aangebroken. Zelfs degenen die dat wel beseffen hebben een andere visie dan Indonesiërs op de tijd die het zal kosten om tot onafhankelijkheid te komen. Dan wordt het december 1941. Japan valt de Amerikaanse basis Pearl Harbour aan. De oorlog in de Pacific begint. Japan probeert de ‘Nieuwe orde in Oost-Azië’ daadwerkelijk te realiseren. Na verovering van Britse kolonies als Malakka en Singapore, valt Japan Nederlands-Indië binnen. Achteraf gezien is dat het begin van het einde van de Nederlandse koloniale heerschappij, voornamelijk omdat het nu voor gewone Indonesiërs duidelijk wordt dat de blanke Nederlanders niet altijd en overal heer en meester zijn.

... naar Indonesië

De weg naar onafhankelijkheid

Een groot deel van de nationalistische beweging legt contact met de Japanse bezettingsmacht. Er is de hoop dat samenwerking met Japan binnen de ‘Nieuwe orde voor Oost-Azië’ sneller zal leiden tot onafhankelijkheid dan samenwerking met de verslagen Nederlanders of hun geallieerde bondgenoten. Soekarno’s ster rijst snel, en hij zal daardoor in de ogen van veel Nederlanders voor eeuwig een collaborateur blijven. Ook in eigen kamp is Soekarno wel verweten dat hij te dienstbaar was aan de Japanners, onder meer omdat hij meewerkte aan ronselcampagnes voor Indonesische arbeiders. Deze ‘romusha’s’ werkten bijvoorbeeld aan spoorlijnen in omstandigheden die niet veel beter waren dan die van de geallieerde krijgsgevangen. Tienduizenden lieten het leven. Maar Soekarno blijft ook de man die slim gebruik heeft gemaakt van de Japanse toezeggingen over onafhankelijkheid voor Indonesië.
Op 15 augustus 1945 wordt bekend dat Japan capituleert. Soekarno en zijn bondgenoot Hatta beseffen dat er nu iets moet gebeuren om te voorkomen dat Indonesië weer in eenzelfde situatie als voor de oorlog terecht zal komen. Ze wagen de sprong naar voren. Op 17 augustus leest Soekarno de onafhankelijkheidsproclamatie voor op de stoep van zijn huis en daarna wordt de rood-witte vlag van de nieuwe Republik Indonesia gehesen. Er is niemand die het kan verhinderen, in feite is er na de Japanse overgave geen enkel centraal gezag meer. Soekarno en zijn aanhang zijn nog niet in staat om een volledig gezag uit te oefenen. De Nederlanders zijn ver weg. De eerste geallieerde troepen die in Indonesië aankomen zijn Engelsen. Die staan argwanend, maar niet helemaal onwelwillend tegenover het nationalistische streven.
De dagelijkse praktijk is vooral uitermate chaotisch. Plunderende bendes maken het land onveilig, dolgedraaide groepen jongeren bedreigen iedereen met een blank uiterlijk. In die situatie worden Noes Fischer en haar zoontje ontvoerd en vermoord. Haar broer Piet zit op een van de eerste Nederlandse troepenschepen die aankomen. Het is eind december 1945. Piet is er van overtuigd dat het zijn taak is om rust en orde te herstellen in de kolonie en dat de nationalisten vooral oproerkraaiers zijn die geen steun genieten van de bevolking. De Nederlandse autoriteiten doen er vier jaar over om het tegendeel te ontdekken. Vier jaar koloniale oorlog. Daarna, op 27 december 1949 draagt Nederland de soevereiniteit officieel over aan Indonesië en komt er een einde aan meer dan 300 jaar koloniaal bewind.

Tekst, research en regie: Gerda Jansen Hendriks

Bronnen

BEELDARCHIEF
In de reportage is gebruik gemaakt van de film die Piet Schierbeek heeft samengesteld uit de films van zijn zus Noes. De originele films zijn ondergebracht bij het NIOD. Om de vooroorlogse Indische wereld te laten zien is geput uit de filmreeks van cineast Jan Zindler die nu is ondergebracht bij Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Verder is gebruik gemaakt van de film ‘Das Neue Asien’, een lange Duitse documentaire uit 1938 over de opkomst van Japan als grootmacht in Azië, alsmede uit Japanse en Britse bioscoopjournaals. De opmars van de geallieerde troepen richting Japan en het tekenen van de capitulatie door Japan komen uit de Nederlandse compilatiefilm ‘Door duisternis tot licht’ die in 1946 werd samengesteld onder auspiciën van het Gouvernementsfilmbedrijf Multifilm Batavia. Daarnaast is er dankbaar gebruik gemaakt van de recent openbaar gemaakte radiocollectie van de PHOHI, de Philips Omroep Holland Indië, alsmede van radioberichten van het ANP, het Algemeen Nederlands Persbureau.

Literatuur

Het meest recente overzichtsboek van de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië is:

H.W. van den Doel, Afscheid van Indië, de val van het Nederlandse imperium in Azië (Amsterdam, 2000).

Het meest recente boek over amateurfilms is:

Michelle Citron, Home movies and other necessary fictions (Minnesota, 1999).

In het Nederlands zijn verschenen:

Peter Delpeut (red.) et al., Spel der vergissingen: Peter Forgacz en de familiefilm (Filmmuseum Amsterdam, 1993).

Suzanne Aasman, Van de camera en de ploeg: een studie naar ‘amateurfilm’ als regionaal historische bron (Rijksuniversiteit Groningen, 1993).

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: